Ik werd goed ingewerkt door Hans en we staan altijd met zijn tweeën of drieën. In het begin was ik als een dolle aan het werk. Totdat Hans me daarop aansprak. Hij zei dat ik het echt wel wat rustiger aan kon doen en ook tijd mocht nemen voor een praatje. Dat heb ik toen gecheckt bij Marja (leidinggevende) en die beaamde dat: ”Ja tuurlijk, dat moet je gewoon doen!” En ook later, toen ik te veel verantwoordelijkheid op me nam, omdat Marja uit de running was, wees haar vervanger me daarop. “Het moet wel leuk blijven”, zei hij. En dat moet het ook, want anders bestaat het risico dat ik als vrijwilliger stop.’
Dat Els zich zo graag wilde bewijzen hield waarschijnlijk verband met de genoemde minder fijne ervaringen met vrijwilligerswerk. Ze werd ooit afgewezen tijdens een sollicitatie voor vrijwilligerswerk. ‘Ik zit hier niet te wachten op gehandicapten’, werd letterlijk gezegd. Daar kreeg Els heel begrijpelijk wel een ‘opduvel van’, zoals ze dat zelf verwoord. En bij het vrijwilligerswerk wat ze daarna toch nog heeft gedaan, had ze het gevoel dat ze echt hard moest werken en het nooit goed was wat ze deed. ‘Ik voelde daar ook helemaal geen waardering. Als de betaalde medewerkers op vrijdagmiddag gezellig borrelden, moest ik bestellingen rondbrengen of dat na de borrel nog doen.’